De stationsbuurt is tot ontwikkeling gekomen nadat Den Haag in 1843 een spoorverbinding kreeg met Amsterdam. Station Holland Spoor is de naam van het station waarmee verbinding werd gemaakt vanuit Den Haag. Tot 1843 waren er relatief weinig omliggende gebouwen. Station Hollands Spoor won aan belang door de opening van de lijn met Rotterdam in 1847. Bebouwing van de omgeving kwam vanaf ongeveer 1858 op gang, toen de Stationsweg het station met de Wagenstraat in het centrum verbond. Aan de Stationsweg en de Huijgensstraat werden deftige huizen gebouwd, ook werd het Huijgenspark aangelegd. Het plan om een hele wijk te bouwen dateert uit 1862. Na de Stationsweg en het Huijgenspark werd het Oranjeplein aangelegd, een groen plein met ook weer voorname huizen. De buurt moest een buurt met allure worden, gelijk aan de Archipelbuurt. De verkoop van de huizen wilde echter niet vlotten omdat de gegoede burgers de omgeving te drassig vonden, ze waren bang om ziek te worden door het vocht.
Het was de tijd van de industriële revolutie: veel mensen trokken naar de steden om daar werk te zoeken in de nieuwe industrie. Deze arbeiders vestigden zich in de straten rond het Oranjeplein. De eerste straten die werden aangelegd lagen tussen het Oranjeplein en de Stationsweg: de Van Limburg Stirumstraat, de Van Hogendorpstraat en de Van der Duynstraat. Alleen in een gedeelte van de Van Limburg Stirumstraat werden voorname huizen gebouwd, gelijk aan die aan het Oranjeplein. In de beide andere straten bouwde de ‘Vereeniging tot Verbetering der Woningen van de Arbeidende Klasse’ tussen 1863 en 1869 zo’n 170 arbeiderswoningen bedoeld voor de mensen die naar de stad waren getrokken – het voormalige arbeidershofje aan de Van Hogendorpstraat is nog een voorbeeld van deze woningen. Dit hofje is niet door een poort of poortgebouw van de straat gescheiden maar de 19e-eeuwse hofstructuur is nog duidelijk te herkennen. Nu is het een luxe om in een hofje te wonen, maar in de 19e eeuw was dat niet het geval. In tegenstelling tot de hofjes van vóór de 19e eeuw werden deze hofjes niet gebouwd uit liefdadigheid. Ze waren bedoeld voor arbeiders, de hofjeswoningen waren klein zodat er zo veel mogelijk woningen op één stuk grond gebouwd konden worden. De woningen hadden meestal geen eigen toilet en wasgelegenheid, die bevonden zich op een centrale plek in het hof en daar moesten alle bewoners gebruik van maken. Het hof aan de Van Hogendorpstraat werd overigens geprezen omdat de woningen veel ramen hadden, een luxe in die tijd.
De gemeente bemoeide zich niet met de aanleg van de Stationsbuurt en liet dat grotendeels over aan particulieren. Deze particuliere speculanten bouwden goedkope, slecht gebouwde woningen, de zogenaamde revolutiebouw. Met de komst van de arbeiders verloor de wijk zijn aantrekkingskracht voor de beter gesitueerden, waardoor de Stationsbuurt en de aangrenzende Schilderswijk arbeiders- of volksbuurten werden.